1. Uiterlijk op 31 mei van elk jaar, en voor het eerst in 2027 voor het jaar 2026, levert de toegelaten CBAM-aangever via het CBAM-register een aantal CBAM-certificaten in dat overeenstemt met de overeenkomstig artikel 6, lid 2, punt c), aangegeven en overeenkomstig artikel 8 geverifieerde ingebedde emissies, voor het kalenderjaar voorafgaand aan de inlevering. De Commissie verwijdert ingeleverde CBAM-certificaten uit het CBAM-register. De toegelaten CBAM-aangever ziet erop toe dat het vereiste aantal CBAM-certificaten beschikbaar is op zijn rekening in het CBAM-register.
2. De toegelaten CBAM-aangever ziet erop toe dat het aantal CBAM-certificaten op zijn rekening in het CBAM-register aan het einde van elk kwartaal overeenstemt met ten minste 80 % van de ingebedde emissies, bepaald aan de hand van standaardwaarden volgens de in bijlage IV bepaalde methoden, in alle goederen die de CBAM-aangever heeft ingevoerd sinds het begin van het kalenderjaar.
3. Indien de Commissie constateert dat het aantal CBAM-certificaten op de rekening van een toegelaten CBAM-aangever niet voldoet aan de verplichtingen op grond van lid 2, stelt zij, via het CBAM-register, de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de toegelaten CBAM-aangever is gevestigd daarvan in kennis.
De bevoegde autoriteit stelt de toegelaten CBAM-aangever binnen een maand na die kennisgeving in kennis van de noodzaak om te zorgen voor een voldoende aantal CBAM-certificaten op zijn rekening.
De bevoegde autoriteit registreert de kennisgeving aan, en het antwoord van, de toegelaten CBAM-aangever in het CBAM-register.